harness

US /ˈhɑːr.nəs/
UK /ˈhɑːr.nəs/
"harness" picture
1.

tuig, harnas

a set of straps and fittings by which a horse or other draft animal is fastened to a cart, plow, etc., and by which it pulls it

:
•
The farmer put the harness on the horse before plowing the field.
De boer deed het tuig om het paard voordat hij het veld ploegde.
•
The dog wore a special harness for its training.
De hond droeg een speciaal tuigje voor zijn training.
:
tackgearstrapsrigging
2.

harnas, gordel

a safety device consisting of straps and buckles, used to secure a person to prevent falling or injury

:
•
Always wear a safety harness when climbing.
Draag altijd een veiligheidsharnas bij het klimmen.
•
The child was secured in a car seat with a five-point harness.
Het kind zat vast in een autostoeltje met een vijfpuntsgordel.
:
safety beltrestraintstrap
1.

aantuigen, inspannen

put a harness on (a horse or other draft animal)

:
•
He quickly harnessed the oxen to the cart.
Hij tuigde snel de ossen aan de kar.
•
The horses were harnessed and ready for the race.
De paarden waren aangetuigd en klaar voor de race.
:
tack upyokehitchfasten
2.

benutten, gebruiken

control and make use of (natural resources), especially to produce energy

:
•
Scientists are working to harness solar energy more efficiently.
Wetenschappers werken eraan om zonne-energie efficiënter te benutten.
•
The project aims to harness the power of the wind.
Het project heeft tot doel de kracht van de wind te benutten.
:
utilizeexploitmobilizeemploychannel
:
in harnessharness racing