glory

US /ˈɡlɔːr.i/
UK /ˈɡlɔːr.i/
"glory" picture
1.

roem, eer, glorie

high renown or honor attained through notable achievements

:
•
The team achieved great glory with their championship win.
Het team behaalde grote roem met hun kampioenschapsoverwinning.
•
He sought personal glory rather than the good of the nation.
Hij zocht persoonlijke roem in plaats van het welzijn van de natie.
:
famerenownhonorprestigeacclaim
2.

pracht, schoonheid, luister

magnificence or great beauty

:
•
The sunset was a sight of breathtaking glory.
De zonsondergang was een adembenemend schouwspel van pracht.
•
The ancient temple still retains its original glory.
De oude tempel behoudt nog steeds zijn oorspronkelijke pracht.
:
splendormagnificencegrandeurresplendencebrilliance
1.

zich verheugen, roemen, triomferen

rejoice proudly; exult

:
•
The fans gloried in their team's unexpected victory.
De fans verheugden zich in de onverwachte overwinning van hun team.
•
He gloried in his newfound freedom.
Hij verheugde zich in zijn herwonnen vrijheid.
:
rejoiceexultreveldelightbask
:
Knickerbocker Glory