glazed

US /ɡleɪzd/
UK /ɡleɪzd/
"glazed" picture
1.

beglaasd

fitted with glass panes

:
The new windows are double-glazed.
De nieuwe ramen zijn dubbel beglaasd.
The bakery has a beautiful glazed display case.
De bakkerij heeft een prachtige glazen vitrine.
2.

geglazuurd

covered with a smooth, shiny coating or finish

:
The doughnuts were covered with a sweet, sticky glazed topping.
De donuts waren bedekt met een zoete, plakkerige geglazuurde topping.
The pottery had a beautiful, smooth glazed finish.
Het aardewerk had een prachtige, gladde geglazuurde afwerking.
1.

beglazen

to fit (a window or opening) with glass

:
The carpenter will glaze the new window frames next week.
De timmerman zal de nieuwe kozijnen volgende week beglazen.
They decided to glaze the porch to create an enclosed sunroom.
Ze besloten de veranda te beglazen om een afgesloten serre te creëren.
2.

glaceren

to cover (food) with a thin, smooth, shiny coating

:
She decided to glaze the ham with a honey-mustard sauce.
Ze besloot de ham te glaceren met een honing-mosterdsaus.
The chef will glaze the carrots with butter and brown sugar.
De chef zal de wortels glaceren met boter en bruine suiker.