fuzzy
US /ˈfʌz.i/
UK /ˈfʌz.i/

1.
2.
wazig, vaag
difficult to perceive or understand; indistinct or vague
:
•
The image on the old TV was very fuzzy.
Het beeld op de oude tv was erg wazig.
•
His explanation was a bit fuzzy, and I didn't quite grasp it.
Zijn uitleg was een beetje vaag, en ik begreep het niet helemaal.