frock
US /frɑːk/
UK /frɑːk/

1.
1.
kleden, aankleden
to dress in a frock
:
•
She was frocked in a beautiful gown for the ball.
Ze was gekleed in een prachtige japon voor het bal.
•
The new recruits were officially frocked into their military uniforms.
De nieuwe rekruten werden officieel gekleed in hun militaire uniformen.