feed off
US /fiːd ɔːf/
UK /fiːd ɔːf/

1.
zich voeden met, eten van
to eat something as food
:
•
The birds feed off the berries in the garden.
De vogels voeden zich met de bessen in de tuin.
•
Many insects feed off decaying organic matter.
Veel insecten voeden zich met rottend organisch materiaal.
2.
gedijen op, energie putten uit
to grow stronger or be encouraged by something
:
•
The comedian seemed to feed off the audience's energy.
De komiek leek energie te putten uit de energie van het publiek.
•
Some people feed off drama and conflict.
Sommige mensen gedijen op drama en conflict.