prey on

US /preɪ ɑn/
UK /preɪ ɑn/
"prey on" picture
1.

jagen op, preden op

to hunt and kill for food

:
Lions prey on zebras and other large herbivores.
Leeuwen jagen op zebra's en andere grote herbivoren.
Eagles often prey on smaller birds and fish.
Adelaars jagen vaak op kleinere vogels en vissen.
2.

misbruik maken van, teisteren

to exploit or harm someone who is weaker or more vulnerable

:
Scammers often prey on the elderly and lonely.
Oplichters maken vaak misbruik van ouderen en eenzamen.
His fears began to prey on his mind.
Zijn angsten begonnen aan zijn geest te knagen.