embrace

US /ɪmˈbreɪs/
UK /ɪmˈbreɪs/
"embrace" picture
1.

omhelzen, omarmen

hold (someone) closely in one's arms, especially as a sign of affection

:
She leaned in to embrace her friend.
Ze leunde voorover om haar vriendin te omhelzen.
They embraced warmly after a long separation.
Ze omhelsden elkaar hartelijk na een lange scheiding.
2.

omarmen, accepteren

accept or support (a belief, theory, or change) willingly and enthusiastically

:
We must embrace new technologies to stay competitive.
We moeten nieuwe technologieën omarmen om concurrerend te blijven.
The community was quick to embrace the new policy.
De gemeenschap was er snel bij om het nieuwe beleid te omarmen.
3.

omvatten, bevatten

include or contain (something) as a constituent part

:
The course embraces a wide range of subjects.
De cursus omvat een breed scala aan onderwerpen.
The new law embraces several key reforms.
De nieuwe wet omvat verschillende belangrijke hervormingen.
1.

omhelzing, omarming

an act of holding someone closely in one's arms

:
He gave her a warm embrace.
Hij gaf haar een warme omhelzing.
Their reunion was marked by a long embrace.
Hun hereniging werd gekenmerkt door een lange omhelzing.