dwindle
US /ˈdwɪn.dəl/
UK /ˈdwɪn.dəl/

1.
afnemen, krimpen, slinken
diminish gradually in size, amount, or strength
:
•
The town's population has been dwindling for years.
De bevolking van de stad is al jaren aan het afnemen.
•
His hopes of winning began to dwindle.
Zijn hoop om te winnen begon te verdwijnen.