swerve
US /swɝːv/
UK /swɝːv/

1.
zwenken, uitwijken
change or cause to change direction abruptly
:
•
The car swerved to avoid the pedestrian.
De auto zwenkte om de voetganger te ontwijken.
•
He had to swerve sharply to miss the deer.
Hij moest scherp uitwijken om het hert te missen.
1.
zwenking, uitwijking
an abrupt change of direction
:
•
The sudden swerve of the bus made everyone gasp.
De plotselinge zwenking van de bus deed iedereen naar adem happen.
•
He made a quick swerve to avoid the pothole.
Hij maakte een snelle uitwijking om de kuil te vermijden.