dissolve

US /dɪˈzɑːlv/
UK /dɪˈzɑːlv/
"dissolve" picture
1.

oplossen

become or cause to become incorporated into a liquid so as to form a solution

:
Sugar dissolves in water.
Suiker lost op in water.
You can dissolve the salt by stirring it.
Je kunt het zout oplossen door te roeren.
2.

ontbinden, opheffen

close down or dismiss (an assembly or official body)

:
The parliament was dissolved by the king.
Het parlement werd ontbonden door de koning.
The committee decided to dissolve the organization.
De commissie besloot de organisatie te ontbinden.
3.

verdwijnen, oplosssen

(of a problem or situation) disappear

:
Their worries began to dissolve.
Hun zorgen begonnen te verdwijnen.
The tension in the room slowly dissolved.
De spanning in de kamer loste langzaam op.