disgruntled
US /dɪsˈɡrʌn.t̬əld/
UK /dɪsˈɡrʌn.t̬əld/

1.
ontevreden, misnoegd
angry or dissatisfied
:
•
A disgruntled employee leaked the confidential information.
Een ontevreden werknemer lekte de vertrouwelijke informatie.
•
The fans were disgruntled with the team's performance.
De fans waren ontevreden over de prestaties van het team.