demand
US /dɪˈmænd/
UK /dɪˈmænd/
1.
eis, vraag
a strong request
:
•
The workers made a demand for higher wages.
De arbeiders stelden een eis voor hogere lonen.
•
His constant demands for attention are exhausting.
Zijn constante eisen om aandacht zijn uitputtend.
2.
vraag, behoefte
the desire of consumers for a good or service
:
•
The demand for electric cars is increasing.
De vraag naar elektrische auto's neemt toe.
•
Supply and demand determine market prices.
Vraag en aanbod bepalen de marktprijzen.
1.
2.
vereisen, vragen
to need something; to require
:
•
This task will demand all your attention.
Deze taak zal al je aandacht opeisen.
•
The situation demands immediate action.
De situatie vraagt om onmiddellijke actie.