deep-clean
US /ˈdiːp kliːn/
UK /ˈdiːp kliːn/

1.
grondig schoonmaken, dieptereinigen
to clean something very thoroughly, often reaching areas that are usually neglected
:
•
We need to deep-clean the kitchen before the party.
We moeten de keuken grondig schoonmaken voor het feest.
•
She decided to deep-clean her entire apartment over the weekend.
Ze besloot haar hele appartement in het weekend grondig schoon te maken.
1.
dieptereiniging, grondige schoonmaak
a very thorough cleaning, often involving specialized techniques or equipment
:
•
The apartment needed a complete deep-clean after the tenants moved out.
Het appartement had een complete dieptereiniging nodig nadat de huurders waren verhuisd.
•
She scheduled a professional deep-clean for her carpets.
Ze plande een professionele dieptereiniging voor haar tapijten.