culture
US /ˈkʌl.tʃɚ/
UK /ˈkʌl.tʃɚ/
1.
cultuur
the customs, arts, social institutions, and achievements of a particular nation, people, or group
:
•
Japanese culture is rich in tradition.
De Japanse cultuur is rijk aan traditie.
•
The company promotes a strong work culture.
Het bedrijf bevordert een sterke werkcultuur.
2.
cultuur, kweek
the cultivation of bacteria, fungi, or other biological material in an artificial medium containing nutrients
:
•
The lab is growing a bacterial culture.
Het lab kweekt een bacteriële cultuur.
•
They prepared a nutrient medium for the cell culture.
Ze bereidden een voedingsmedium voor de celcultuur.
1.
kweken, cultiveren
to grow or maintain (living cells, tissue, or organs) in conditions suitable for their survival and growth
:
•
Scientists are trying to culture new skin cells for burn victims.
Wetenschappers proberen nieuwe huidcellen te kweken voor brandwondenslachtoffers.
•
It is difficult to culture certain types of bacteria.
Het is moeilijk om bepaalde soorten bacteriën te kweken.