case
US /keɪs/
UK /keɪs/

1.
geval
an instance of a particular situation or fact
:
•
In this case, we need to act quickly.
In dit geval moeten we snel handelen.
•
It's a classic case of mistaken identity.
Het is een klassiek geval van persoonsverwisseling.
2.
3.
1.
2.
observeren, verkennen
to examine (a building or area) with a view to future crime or other illicit activity
:
•
The burglars spent hours casing the bank before the robbery.
De inbrekers brachten uren door met het observeren van de bank voor de overval.
•
The detective was casing the suspect's apartment.
De detective was het appartement van de verdachte aan het observeren.