case

US /keɪs/
UK /keɪs/
"case" picture
1.

geval

an instance of a particular situation or fact

:
In this case, we need to act quickly.
In dit geval moeten we snel handelen.
It's a classic case of mistaken identity.
Het is een klassiek geval van persoonsverwisseling.
2.

koffer, doos, etui

a container designed to hold or protect something

:
She packed her clothes in a large case.
Ze pakte haar kleren in een grote koffer.
He keeps his guitar in a hard case.
Hij bewaart zijn gitaar in een harde koffer.
3.

zaak, rechtszaak

a legal action or lawsuit

:
The lawyer is preparing the case for trial.
De advocaat bereidt de zaak voor de rechtbank voor.
The prosecution presented a strong case against the defendant.
Het openbaar ministerie presenteerde een sterke zaak tegen de beklaagde.
4.

geval, situatie

a set of circumstances or conditions

:
That's not the case at all.
Dat is helemaal niet het geval.
Such is the case with many developing countries.
Dat is het geval bij veel ontwikkelingslanden.
1.

verpakken, inpakken

to enclose or cover (something) in a case or container

:
He carefully cased the delicate instrument.
Hij verpakte het delicate instrument zorgvuldig.
The jewels were cased in velvet.
De juwelen waren ingepakt in fluweel.
2.

observeren, verkennen

to examine (a building or area) with a view to future crime or other illicit activity

:
The burglars spent hours casing the bank before the robbery.
De inbrekers brachten uren door met het observeren van de bank voor de overval.
The detective was casing the suspect's apartment.
De detective was het appartement van de verdachte aan het observeren.