Betekenis van het woord butcher in het Nederlands
Wat betekent butcher in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland
butcher
US /ˈbʊtʃ.ɚ/
UK /ˈbʊtʃ.ɚ/

Zelfstandig Naamwoord
1.
slager
a person whose trade is cutting up and selling meat
Voorbeeld:
•
I bought fresh sausages from the local butcher.
Ik kocht verse worsten bij de plaatselijke slager.
•
The butcher recommended a good cut of beef for roasting.
De slager raadde een goed stuk rundvlees aan om te braden.
Synoniem:
Werkwoord
1.
2.
afslachten, vermoorden
to kill (people) indiscriminately or brutally
Voorbeeld:
•
The invading army began to butcher the villagers.
Het binnenvallende leger begon de dorpelingen te afslachten.
•
The dictator was accused of trying to butcher his own people.
De dictator werd ervan beschuldigd zijn eigen volk te proberen te afslachten.
3.
verprutsen, verknoeien
to ruin or spoil (something) through clumsiness or incompetence
Voorbeeld:
•
He completely butchered the song during his performance.
Hij heeft het liedje tijdens zijn optreden volledig verpest.
•
The inexperienced surgeon butchered the operation.
De onervaren chirurg verprutste de operatie.
Leer dit woord op Lingoland
Gerelateerd Woord: