brown
US /braʊn/
UK /braʊn/

1.
bruin, bruine kleur
a brown color or pigment
:
•
The artist mixed various shades of brown for the landscape.
De kunstenaar mengde verschillende tinten bruin voor het landschap.
•
She prefers to wear clothes in earthy tones, like brown and green.
Ze draagt het liefst kleding in aardetinten, zoals bruin en groen.
1.
bruinen, bakken
to make or become brown, especially by cooking
:
•
Brown the onions in a pan before adding other ingredients.
Bak de uien bruin in een pan voordat je andere ingrediënten toevoegt.
•
The toast started to brown in the toaster.
De toast begon te bruinen in de broodrooster.