brim

US /brɪm/
UK /brɪm/
"brim" picture
1.

rand, boord

the projecting edge of a hat

:
He tipped his hat by the brim as a greeting.
Hij kantelde zijn hoed aan de rand als groet.
The cowboy hat had a wide brim to protect from the sun.
De cowboyhoed had een brede rand om tegen de zon te beschermen.
2.

rand, boord

the very top edge of a cup or bowl

:
The cup was filled to the brim with coffee.
De kop was tot aan de rand gevuld met koffie.
Tears welled up to the brim of her eyes.
De tranen stegen tot aan de rand van haar ogen.
1.

overstromen, tot de rand gevuld zijn

be full to the point of overflowing

:
The river was brimming with water after the heavy rain.
De rivier stroomde over van water na de zware regen.
Her eyes were brimming with tears.
Haar ogen stonden vol tranen.