brighten up
US /ˈbraɪ.tən ʌp/
UK /ˈbraɪ.tən ʌp/

1.
opvrolijken, opfrissen, verlevendigen
to make something more cheerful, lively, or attractive
:
•
Let's add some colorful flowers to brighten up the room.
Laten we wat kleurrijke bloemen toevoegen om de kamer op te fleuren.
•
A fresh coat of paint can really brighten up an old house.
Een nieuwe verflaag kan een oud huis echt opvrolijken.
2.
opklaren, opvrolijken, oplichten
to become more cheerful or lively
:
•
Her face brightened up when she saw her friend.
Haar gezicht klaarde op toen ze haar vriendin zag.
•
The weather started to brighten up after the rain.
Het weer begon op te klaren na de regen.