up to
US /ʌp tə/
UK /ʌp tə/

1.
van plan zijn, uitspoken
doing something, especially something bad
:
•
What are you up to?
Wat ben je van plan?
•
I wonder what those kids are up to.
Ik vraag me af wat die kinderen uitspoken.
2.
aan, de verantwoordelijkheid van
responsible for something
:
•
It's up to you to decide.
Het is aan jou om te beslissen.
•
It's up to the manager to approve the request.
Het is aan de manager om het verzoek goed te keuren.
3.
4.
aangewassen, in staat tot
equal to; capable of
:
•
He's not up to the task.
Hij is de taak niet aangewassen.
•
Are you up to a game of chess?
Ben je in voor een potje schaak?