Betekenis van het woord boast in het Nederlands
Wat betekent boast in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland
boast
US /boʊst/
UK /boʊst/
Werkwoord
1.
opscheppen, pochen
talk with excessive pride and self-satisfaction about one's achievements, possessions, or abilities.
Voorbeeld:
•
He likes to boast about his new car.
Hij houdt ervan te opscheppen over zijn nieuwe auto.
•
She always boasts about her high grades.
Ze schept altijd op over haar hoge cijfers.
2.
beschikken over, hebben
(of a place, institution, or thing) possess (a feature that is a source of pride).
Voorbeeld:
•
The city boasts a beautiful cathedral.
De stad beschikt over een prachtige kathedraal.
•
The hotel boasts an indoor swimming pool.
Het hotel beschikt over een binnenzwembad.
Zelfstandig Naamwoord
1.
opschepperij, pochen
an act of talking with excessive pride and self-satisfaction.
Voorbeeld:
•
His constant boasts about his wealth are annoying.
Zijn constante opschepperij over zijn rijkdom is irritant.
•
It was an empty boast, as he never followed through.
Het was een lege opschepperij, aangezien hij het nooit waarmaakte.
Leer dit woord op Lingoland