beat up

US /biːt ˈʌp/
UK /biːt ˈʌp/
"beat up" picture
1.

in elkaar slaan, afranselen

to hit and kick someone repeatedly, causing injury

:
The gang members beat up the rival leader.
De bendeleden sloegen de rivaliserende leider in elkaar.
He was beaten up badly and hospitalized.
Hij werd zwaar in elkaar geslagen en opgenomen in het ziekenhuis.
1.

afgetrapt, versleten, gehavend

damaged or worn out from heavy use or age

:
The old car was pretty beat up, but it still ran.
De oude auto was behoorlijk afgetrapt, maar reed nog steeds.
His shoes looked really beat up after the hike.
Zijn schoenen zagen er echt versleten uit na de wandeling.