shabby

US /ˈʃæb.i/
UK /ˈʃæb.i/
"shabby" picture
1.

sjofel, vervallen, armoedig

in poor condition through long or hard use or lack of care

:
The old coat looked quite shabby.
De oude jas zag er behoorlijk sjofel uit.
His clothes were shabby and worn.
Zijn kleren waren sjofel en versleten.
2.

gemeen, laag, slecht

unjustifiably bad or poor

:
He was given shabby treatment by his colleagues.
Hij kreeg een slechte behandeling van zijn collega's.
It was a shabby trick to play on a friend.
Het was een gemene truc om een vriend aan te doen.