background
US /ˈbæk.ɡraʊnd/
UK /ˈbæk.ɡraʊnd/

1.
achtergrond
the part of a picture, scene, or design that forms a setting for the main figures or objects, or appears furthest from the viewer's perspective
:
•
The mountains in the background added to the beauty of the landscape.
De bergen op de achtergrond droegen bij aan de schoonheid van het landschap.
•
She blurred the background to make the subject stand out.
Ze vervaagde de achtergrond om het onderwerp te laten opvallen.
2.
achtergrond, context
the circumstances or events preceding a phenomenon or development
:
•
Understanding the historical background is crucial to analyzing the current situation.
Het begrijpen van de historische achtergrond is cruciaal voor het analyseren van de huidige situatie.
•
He gave us some background information on the case.
Hij gaf ons wat achtergrondinformatie over de zaak.
3.
achtergrond, herkomst
a person's education, experience, and social circumstances
:
•
She comes from a strong academic background.
Ze komt uit een sterke academische achtergrond.
•
His diverse professional background makes him a valuable asset.
Zijn diverse professionele achtergrond maakt hem een waardevolle aanwinst.