armed

US /ɑːrmd/
UK /ɑːrmd/
"armed" picture
1.

bewapend

equipped with or carrying a weapon or weapons

:
The police officer was heavily armed.
De politieagent was zwaar bewapend.
They were armed with rifles and pistols.
Ze waren bewapend met geweren en pistolen.
2.

met armen, voorzien van armen

having a particular type of arm or arms

:
The chair has armed supports.
De stoel heeft armleuningen.
She wore a dress with long, armed sleeves.
Ze droeg een jurk met lange, mouw-achtige mouwen.
1.

bewapenen

provide with a weapon or weapons

:
The rebels were armed by a foreign power.
De rebellen werden bewapend door een buitenlandse mogendheid.
He armed himself with a stick before entering the cave.
Hij bewapende zich met een stok voordat hij de grot binnenging.