ailing

US /ˈeɪ.lɪŋ/
UK /ˈeɪ.lɪŋ/
"ailing" picture
1.

ziek, kwakkelend

in poor health

:
My ailing grandmother needs constant care.
Mijn zieke grootmoeder heeft constante zorg nodig.
He visited his ailing friend in the hospital.
Hij bezocht zijn zieke vriend in het ziekenhuis.
2.

kwakkelend, problematisch

experiencing difficulty or problems

:
The country's ailing economy needs urgent reforms.
De kwakkelende economie van het land heeft dringende hervormingen nodig.
The company has been ailing for years due to poor management.
Het bedrijf kwakkelt al jaren door slecht management.