affirmative
US /əˈfɝː.mə.t̬ɪv/
UK /əˈfɝː.mə.t̬ɪv/

1.
bevestigend, instemmend
agreeing with or consenting to a statement or request
:
•
Her answer was an affirmative nod.
Haar antwoord was een bevestigende knik.
•
The committee gave an affirmative vote on the proposal.
De commissie gaf een bevestigende stem over het voorstel.
2.
bevestigend, positief
asserting that a fact is so; positive
:
•
The evidence was affirmative that he was present at the scene.
Het bewijs was bevestigend dat hij aanwezig was op de plaats delict.
•
We need to take affirmative action to address this issue.
We moeten positieve actie ondernemen om dit probleem aan te pakken.
1.
ja, bevestiging
an affirmative word or statement; a 'yes'
:
•
He responded with a clear affirmative.
Hij antwoordde met een duidelijk ja.
•
The signal was an affirmative, so we proceeded.
Het signaal was een bevestiging, dus we gingen verder.