negative

US /ˈneɡ.ə.t̬ɪv/
UK /ˈneɡ.ə.t̬ɪv/
"negative" picture
1.

negatief, ontkennend

expressing or implying denial, disagreement, or refusal

:
•
She gave a negative answer to the proposal.
Ze gaf een negatief antwoord op het voorstel.
•
The test results were negative for the virus.
De testresultaten waren negatief voor het virus.
:
positive
2.

negatief, schadelijk

having a bad or harmful effect

:
•
Smoking has many negative effects on health.
Roken heeft veel negatieve effecten op de gezondheid.
•
The news had a negative impact on the stock market.
Het nieuws had een negatieve impact op de aandelenmarkt.
:
positive
3.

negatief, min

less than zero; involving a reduction

:
•
The temperature dropped to negative five degrees Celsius.
De temperatuur daalde tot min vijf graden Celsius.
•
The company reported negative growth for the quarter.
Het bedrijf rapporteerde negatieve groei voor het kwartaal.
:
minussubzero
1.

negatief, ontkenning

a word or statement that expresses denial, disagreement, or refusal

:
•
He responded with a firm negative.
Hij antwoordde met een stellig nee.
•
The vote was 10 for and 5 negative.
De stemming was 10 voor en 5 tegen.
:
positive
2.

negatief

a photographic image on film that shows dark areas as light and light areas as dark

:
•
She developed the film and saw the negative.
Ze ontwikkelde de film en zag het negatief.
•
The photographer held the negative up to the light.
De fotograaf hield het negatief tegen het licht.
:
negativelydouble negative