wrap up
US /ræp ʌp/
UK /ræp ʌp/

1.
2.
warm aankleden, inpakken
to dress warmly
:
•
You should wrap up before going out in this cold weather.
Je moet je warm aankleden voordat je in dit koude weer naar buiten gaat.
•
She wrapped herself up in a thick blanket.
Ze wikkelde zich in een dikke deken.