wildcat
US /ˈwaɪldˌkæt/
UK /ˈwaɪldˌkæt/

1.
wilde kat, bobcat
a fierce, untamed cat, especially a European wildcat (Felis silvestris) or a North American bobcat (Lynx rufus).
:
•
The European wildcat is a solitary and elusive animal.
De Europese wilde kat is een solitair en ongrijpbaar dier.
•
We spotted a wildcat near the forest edge.
We zagen een wilde kat bij de bosrand.
2.
3.
risicovolle onderneming, speculatieve boring
a speculative venture, especially in oil drilling, with little chance of success.
:
•
Drilling for oil in that remote area was a complete wildcat.
Boren naar olie in dat afgelegen gebied was een complete risicovolle onderneming.
•
Many investors lost money on wildcat oil wells.
Veel investeerders verloren geld aan risicovolle oliebronnen.
1.
risicovol, speculatief
operating or done in a reckless or speculative way.
:
•
The company engaged in wildcat drilling in unproven territories.
Het bedrijf hield zich bezig met risicovolle boringen in onbewezen gebieden.
•
They took a wildcat approach to their investments.
Ze hanteerden een risicovolle benadering van hun investeringen.
1.
wildcatten, onofficiële staking houden
to engage in a wildcat strike.
:
•
The workers decided to wildcat in protest of the new policies.
De arbeiders besloten te wildcatten uit protest tegen het nieuwe beleid.
•
The union warned against any attempts to wildcat.
De vakbond waarschuwde tegen pogingen tot wildcatten.