reckless
US /ˈrek.ləs/
UK /ˈrek.ləs/

1.
roekeloos, onbezonnen, onvoorzichtig
heedless of danger or the consequences of one's actions; rash or impetuous
:
•
He was accused of reckless driving after causing the accident.
Hij werd beschuldigd van roekeloos rijden na het veroorzaken van het ongeluk.
•
It was reckless of them to climb the mountain in such bad weather.
Het was roekeloos van hen om de berg te beklimmen bij zulk slecht weer.