whizz

US /wɪz/
UK /wɪz/
"whizz" picture
1.

zoeven, flitsen, suizen

move quickly, making a buzzing or whirring sound

:
•
The car whizzed past us on the highway.
De auto zoefde ons voorbij op de snelweg.
•
The bullet whizzed by his ear.
De kogel zoefde langs zijn oor.
:
whirbuzzhissswooshzip
1.

gezoef, suis

a buzzing or whirring sound

:
•
We heard the whizz of the arrow as it flew past.
We hoorden het gezoef van de pijl toen die voorbij vloog.
•
The fan made a soft whizz as it turned.
De ventilator maakte een zacht zoefgeluid toen hij draaide.
:
whirbuzzhissswoosh
2.

wonder, genie, expert

a person who is extremely good at something

:
•
She's a computer whizz.
Ze is een computerwonder.
•
He's a real math whizz.
Hij is een echte rekenwonder.
:
expertprodigygeniusacemaster