visor

US /ˈvaɪ.zɚ/
UK /ˈvaɪ.zɚ/
"visor" picture
1.

vizier

a movable part of a helmet that can be pulled down to protect the face

:
The knight lowered his visor before entering battle.
De ridder liet zijn vizier zakken voordat hij de strijd aanging.
He flipped up his motorcycle helmet's visor to talk.
Hij klapte het vizier van zijn motorhelm omhoog om te praten.
2.

klep

a stiff peak at the front of a cap, used to shade the eyes

:
She pulled the visor of her cap down to block the sun.
Ze trok de klep van haar pet naar beneden om de zon te blokkeren.
He wore a cap with a wide visor to protect his eyes.
Hij droeg een pet met een brede klep om zijn ogen te beschermen.
3.

zonneklep

a sunshade in a vehicle, typically above the windshield, that can be pulled down to block the sun

:
The driver adjusted the sun visor to reduce glare.
De bestuurder stelde de zonneklep af om verblinding te verminderen.
Don't forget to put down your visor when driving into the sun.
Vergeet niet je zonneklep naar beneden te doen als je in de zon rijdt.