ungracious
US /ʌnˈɡreɪ.ʃəs/
UK /ʌnˈɡreɪ.ʃəs/

1.
ongracieus, onbeleefd, onvriendelijk
not polite or friendly
:
•
His ungracious reply offended everyone.
Zijn ongracieuze antwoord beledigde iedereen.
•
It was an ungracious act to refuse help.
Het was een ongracieuze daad om hulp te weigeren.