unfit

US /ʌnˈfɪt/
UK /ʌnˈfɪt/
"unfit" picture
1.

ongeschikt, onbruikbaar

not suitable or appropriate for a particular purpose or situation

:
The old building was declared unfit for human habitation.
Het oude gebouw werd ongeschikt verklaard voor menselijke bewoning.
His behavior was unfit for a professional environment.
Zijn gedrag was ongeschikt voor een professionele omgeving.
2.

onfit, ongezond

not in good physical condition; unhealthy

:
He felt unfit after weeks of no exercise.
Hij voelde zich onfit na wekenlang geen lichaamsbeweging.
Smoking makes you unfit and increases health risks.
Roken maakt je onfit en verhoogt gezondheidsrisico's.