unbuckle
US /ʌnˈbʌk.əl/
UK /ʌnˈbʌk.əl/

1.
losmaken, ontgrendelen
unfasten the buckle of (a belt, strap, or shoe)
:
•
He reached down to unbuckle his seatbelt.
Hij reikte naar beneden om zijn veiligheidsgordel los te maken.
•
Please unbuckle your shoes before entering the house.
Gelieve uw schoenen los te maken voordat u het huis binnengaat.