twinge

US /twɪndʒ/
UK /twɪndʒ/
"twinge" picture
1.

steek, pijnsteek, kramp

a sudden, sharp localized pain

:
She felt a sudden twinge in her knee.
Ze voelde een plotselinge steek in haar knie.
He experienced a twinge of guilt after lying.
Hij voelde een steek van schuld na het liegen.
1.

steken, pijn doen, knagen

to feel a sudden, sharp localized pain

:
His ankle began to twinge after the long walk.
Zijn enkel begon te steken na de lange wandeling.
My conscience would twinge if I didn't tell the truth.
Mijn geweten zou knagen als ik de waarheid niet vertelde.