Betekenis van het woord trainer in het Nederlands
Wat betekent trainer in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland
trainer
US /ˈtreɪ.nɚ/
UK /ˈtreɪ.nɚ/

Zelfstandig Naamwoord
1.
trainer, coach
a person who teaches or coaches athletes or animals
Voorbeeld:
•
The horse's trainer prepared it for the race.
De trainer van het paard bereidde het voor op de race.
•
She works as a personal trainer at the gym.
Ze werkt als personal trainer in de sportschool.
Synoniem:
2.
sneaker, sportschoen
a type of soft sports shoe suitable for general wear
Voorbeeld:
•
He put on his new running trainers.
Hij trok zijn nieuwe hardloopsneakers aan.
•
My old trainers are worn out.
Mijn oude sneakers zijn versleten.
Leer dit woord op Lingoland
Gerelateerd Woord: