tiff

US /tɪf/
UK /tɪf/
"tiff" picture
1.

ruzie, kibbelpartij, twist

a slight or petty quarrel

:
They had a little tiff over who should do the dishes.
Ze hadden een kleine ruzie over wie de afwas moest doen.
After a brief tiff, they made up quickly.
Na een korte ruzie maakten ze het snel weer goed.