tangle
US /ˈtæŋ.ɡəl/
UK /ˈtæŋ.ɡəl/

1.
2.
wirwar, verwarring, complicatie
a confused or complicated state of things
:
•
The legal case became a real tangle of accusations and counter-accusations.
De rechtszaak werd een ware wirwar van beschuldigingen en tegenbeschuldigingen.
•
He got himself into a financial tangle.
Hij raakte in een financiële wirwar.
1.
verwarren, in de war brengen
twist together into a confused mass
:
•
The wires had started to tangle.
De draden waren begonnen te verwarren.
•
Be careful not to tangle the fishing line.
Pas op dat je de vislijn niet verwart.
2.
verstrikt raken, betrekken
involve (someone) in a complicated or compromising situation
:
•
He tried to avoid getting tangled in their family drama.
Hij probeerde te voorkomen dat hij verstrikt raakte in hun familiedrama.
•
Don't let yourself get tangled up in legal battles.
Laat je niet verstrikt raken in juridische gevechten.