swag
US /swæɡ/
UK /swæɡ/

1.
swagger, stijl, zelfvertrouwen
style or confidence, especially in a way that is considered cool or impressive
:
•
He walks with a lot of swag, always looking confident.
Hij loopt met veel swagger, altijd zelfverzekerd.
•
That new artist has a lot of swag in his music videos.
Die nieuwe artiest heeft veel swagger in zijn muziekvideo's.
2.
buit, roofgoed
a large amount of money or goods stolen or acquired illegally
:
•
The robbers made off with a huge amount of swag.
De rovers gingen ervandoor met een enorme hoeveelheid buit.
•
They found a hidden stash of swag in the abandoned house.
Ze vonden een verborgen voorraad buit in het verlaten huis.
3.
promotiemateriaal, goodies
promotional items, typically branded with a company logo, given away at events or as gifts
:
•
Attendees at the conference received a bag full of free swag.
De aanwezigen op de conferentie ontvingen een tas vol gratis promotiemateriaal.
•
Our company gives out cool swag at trade shows.
Ons bedrijf deelt coole promotiemateriaal uit op beurzen.
1.
draperen, versieren
to decorate with festoons or drapes of fabric or flowers
:
•
The hall was swagged with garlands for the wedding.
De hal was gedrapeerd met slingers voor de bruiloft.
•
She swagged the curtains elegantly over the window.
Ze drapeerde de gordijnen elegant over het raam.