suspect

US /səˈspekt/
UK /səˈspekt/
"suspect" picture
1.

verdachte

a person thought to be guilty of a crime or offense

:
The police questioned the main suspect for hours.
De politie ondervroeg de hoofdverdachte urenlang.
He became a suspect after his fingerprints were found at the scene.
Hij werd een verdachte nadat zijn vingerafdrukken op de plaats delict waren gevonden.
1.

vermoeden, argwaan hebben

have an idea or impression of the existence, presence, or truth of (something) without certain proof

:
I suspect he's hiding something from us.
Ik vermoed dat hij iets voor ons verbergt.
She began to suspect that he was lying.
Ze begon te vermoeden dat hij loog.
2.

vermoeden, aannemen

believe to be true or to exist

:
I suspect that's the correct answer.
Ik vermoed dat dat het juiste antwoord is.
We suspect there will be a delay.
We vermoeden dat er vertraging zal zijn.
1.

verdacht

regarded with suspicion; distrusted

:
His sudden wealth made him a suspect character.
Zijn plotselinge rijkdom maakte hem een verdacht figuur.
The package looked suspect, so they called the bomb squad.
Het pakket zag er verdacht uit, dus belden ze de explosievenopruimingsdienst.