substrate
US /ˈsʌb.streɪt/
UK /ˈsʌb.streɪt/
1.
substraat, ondergrond
a substance or surface on which an organism grows or to which it is attached
:
•
Algae grew on the rocky substrate.
Algen groeiden op het rotsachtige substraat.
•
The bacteria were cultured on a nutrient-rich substrate.
De bacteriën werden gekweekt op een voedingsrijk substraat.
2.
substraat
a substance on which an enzyme acts
:
•
Lactose is the substrate for the enzyme lactase.
Lactose is het substraat voor het enzym lactase.
•
The enzyme binds to its specific substrate to catalyze a reaction.
Het enzym bindt aan zijn specifieke substraat om een reactie te katalyseren.
3.
substraat, onderlaag
the material or medium on which a coating or layer is applied
:
•
The paint adhered well to the prepared substrate.
De verf hechtte goed aan het voorbereide substraat.
•
The thin film was deposited onto a glass substrate.
De dunne film werd afgezet op een glazen substraat.