stuck
US /stʌk/
UK /stʌk/
1.
vast, geblokkeerd
unable to move from a particular position or place, or unable to be moved
:
•
The car got stuck in the mud.
De auto kwam vast te zitten in de modder.
•
I'm stuck on this math problem.
Ik zit vast met dit wiskundeprobleem.
2.
vastzittend, geblokkeerd
unable to progress or change a situation
:
•
We're stuck in a rut and need new ideas.
We zitten vast in een sleur en hebben nieuwe ideeën nodig.
•
She feels stuck in her current job.
Ze voelt zich vastzitten in haar huidige baan.