sporty

US /ˈspɔːr.t̬i/
UK /ˈspɔːr.t̬i/
"sporty" picture
1.

sportief

fond of or good at sport

:
•
She's very sporty and plays tennis every weekend.
Ze is erg sportief en speelt elk weekend tennis.
•
He's not very sporty, preferring to read books indoors.
Hij is niet erg sportief, hij leest liever boeken binnenshuis.
:
athleticactiveenergeticfitvigorous
2.

sportief, stijlvol en snel uitziend

(of clothes or a vehicle) informal and suitable for sport or outdoor activities; stylish and fast-looking

:
•
He bought a new sporty car.
Hij kocht een nieuwe sportieve auto.
•
She wore a sporty jacket for her hike.
Ze droeg een sportief jack voor haar wandeling.
:
athleticsleekstylishdynamicracy