dynamic
US /daɪˈnæm.ɪk/
UK /daɪˈnæm.ɪk/

1.
2.
dynamisch
(of a process or system) characterized by continuous change, activity, or progress
:
•
The software uses a dynamic allocation of memory.
De software gebruikt een dynamische geheugentoewijzing.
•
The website features dynamic content that changes based on user interaction.
De website bevat dynamische inhoud die verandert op basis van gebruikersinteractie.
1.
dynamiek, drijvende kracht
a force that stimulates change or progress within a system or process
:
•
The new CEO was a dynamic force in the company.
De nieuwe CEO was een dynamische kracht in het bedrijf.
•
The interplay of various cultural dynamics shapes society.
Het samenspel van verschillende culturele dynamieken vormt de samenleving.