speaking

US /ˈspiː.kɪŋ/
UK /ˈspiː.kɪŋ/
"speaking" picture
1.

spreken, spreekvaardigheid

the action of conveying information or expressing thoughts and feelings by articulate sounds

:
Public speaking can be a challenging skill to master.
Openbaar spreken kan een uitdagende vaardigheid zijn om onder de knie te krijgen.
Her clear and concise speaking made her presentation very effective.
Haar heldere en beknopte spreekvaardigheid maakte haar presentatie zeer effectief.
1.

gesproken, wat betreft

used to indicate the subject of a statement or question

:
Speaking of which, have you seen John lately?
Daarover gesproken, heb je John de laatste tijd gezien?
Generally speaking, the weather here is quite mild.
Algemeen gesproken, het weer hier is vrij mild.