son

US /sʌn/
UK /sʌn/
"son" picture
1.

zoon

a boy or man in relation to either or both of his parents

:
Their son is studying abroad.
Hun zoon studeert in het buitenland.
He is the youngest son of the family.
Hij is de jongste zoon van de familie.
2.

zoon, afstammeling

a male descendant

:
He was a true son of the soil, deeply connected to his land.
Hij was een ware zoon van de bodem, diep verbonden met zijn land.
The city's famous sons and daughters gathered for the anniversary.
De beroemde zonen en dochters van de stad kwamen samen voor het jubileum.