social
US /ˈsoʊ.ʃəl/
UK /ˈsoʊ.ʃəl/
1.
sociaal
relating to society or its organization
:
•
Humans are social beings.
Mensen zijn sociale wezens.
•
The government introduced new social policies.
De regering introduceerde nieuwe sociale beleidsmaatregelen.
2.
sociaal, gezellig
needing companionship and therefore best suited to living in communities
:
•
Cats are not as social as dogs.
Katten zijn niet zo sociaal als honden.
•
He's a very social person who loves parties.
Hij is een erg sociaal persoon die van feesten houdt.
1.
sociale bijeenkomst, borrel
an informal gathering, especially of members of a group or club
:
•
The club is hosting a social next Friday.
De club organiseert volgende vrijdag een sociale bijeenkomst.
•
We had a great time at the company social.
We hadden een geweldige tijd op de bedrijfsborrel.